Ovenbouw

U heeft in het hoofdmenu kunnen lezen waarvoor de houtbakoven werd gebruikt en wat de vermoedelijke historie is van de houtbakoven op het erf van de Uitwijk. De houtbakoven is in het restauratieplan dan ook hoofdzaak en is volgens de traditionele bouwwijze herbouwd.

Zoals aangegeven in het vorige hoofdstuk moesten we zelf het afvoerkanaal (haard, schouw en schoorsteen) af bouwen voor de ovenbouwers hun werkzaamheden konden aanvangen. De originele schoorsteen zat in het hart van de nokgording. Ook dit is een aanwijzing dat het gebouw in een latere tijdperiode met een stal en schuurgedeelte is uitgebreid. In de 17e eeuw was het normaal dat de schouw van de haard altijd tegen een buitengevel was gesitueerd en in het hart van de nok een doorvoer van de schoorsteen had. Dit was om de schoorsteen zo laag mogelijk te houden, voor een goede trek te krijgen moet die boven de nok uitkomen, zodat stormschade aan de schouw tot een minimum beperkt werd.


De houtbakoven stond niet in het hart van de breedte van het gebouw dus moesten we een vertanding in de schouw toepassen naar het hart van de nokgording. Doordat dit naar “binnen” gemetseld moest worden hebben we hier, tijdelijk, een mal voor aangebracht om de ijsselsteentjes te kunnen “dragen” tijdens dit werk.

De gehele binnenzijde van de rookvang (schouw en schoorsteen) moest vervolgens vertind worden voor een betere trek te garanderen (afvoer van de rook- en warmte). Om het einde van het afvoerkanaal van de schoorsteen te beveiligen voor nestbouw van onze gevleugelde vrienden hebben we hier een schoorsteenkap opgemaakt door gebruik te maken van rietnokvorsten. De rietnokvorsten hebben we geslepen in 3 gelijke delen. In de bovenste steenlaag van de schoorsteen een sponning geslepen waarin de rietvorst kwam te “staan”. In het midden van het kap waar de nokvorsten tegen elkaar moesten komen hebben we in de ijsselsteentjes een sponning geslepen zodat daar de nokvorsen in konden vallen om een stevig geheel te verkrijgen. Daarnaast was hierdoor tevens de lintvoeg beschermt om eventuele vorstschade (lees scheuren) te voorkomen. Ook de rookafvoer van de schoorsteenkap moest worden beschermd om vogels niet hun nesten te kunnen laten bouwen in het afvoerkanaal. Hier hebben we een fijnmazig traliewerkje voor gemaakt wat eruit genomen kan worden bij het vegen van het afvoerkanaal. Zoals ook alle voorgaande metselwerk heeft Jack Smout het totale afvoerkanaal volledig in de originele stijl uitgevoerd.

We wilden bij de restauratie authentiek (materiaal, vorm en de bouwwijze van een onderdeel) zoveel mogelijk toepassen. Ongeacht de onderzoeken naar de originaliteit van de diverse gebouwonderdelen zal de restauratie van sommige onderdelen een copy van deze authentieke vormen weer geven.

De restauratie van de houtbakoven hebben we geheel volgens onze interpretatie van het verleden kunnen restaureren. Omdat we bekend waren met het Museum voor Oudere Technieken (MOT)in Belgie hebben we deze gevraagd om adressen van restaurateurs van houtbakovens. Een snelle en zeer positieve reactie van het MOT over de voorgenomen restauratie met daarbij ook nog eens adressen van restaurateurs was het gevolg. Eigenlijk was er binnen 3 dagen al een afspraak met een restaurateur, die binnen een week ter plaatse de situatie kwam bekijken. Zeer positief over ons voorgenomen plan zou hij met zijn collega het plan doornemen. Ook die reageerde positief en een samenwerking werd gewoon “ouderwets” mondeling overeen gekomen. De benodigde tekeningen werden ook door de ovenbouwers gemaakt.

De tekeningen zijn vervolgens met beroepsmedewerkers van de brandweer Midden en West Brabant bekeken waar zeer positief op het 17e eeuw daterende ontwerp werd gereageerd en goedkeuring op deze verleend is.

De traditionele houtbakoven is een “gemetseld” eivormig (hoogte doorsnede) of peervormig (dwarsdoorsnede) gewelf dat op werkhoogte, ongeveer 105 cm, voorzien is van een ovendeurtje (gietijzer of staal) wat d.m.v. scharnieren aan een frame in het afvoerkanaal is bevestigd. Op de werkhoogte, dus onderzijde van het deurtje, is de vloer van de oven waarop de houtbakoven “gemetseld” is. Het originele deurtje is gebruikt bij de restauratie. Het frame waar het deurtje in bevestigd zat was helaas aan een hoek gescheurd waardoor we een ander frame hebben moeten laten smeden. Het ovendeurtje en het originele frame was gemaakt van gietijzer.

In de houtbakoven werd zowel gestookt, met mutserd (takkenbossen met een maximale doorsnede van de takken van 25 -30 mm. en een lengte van maximaal 75% van de ovendiepte), als gebakken (brood, taart, koek).

Van de oude houtbakoven was het gewelf en de vloer in de laatste 50 jaar langzaam steen voor steen afgebrokkeld. Uitsluitend de fundering was bij aanvang werkzaamheden nog zichtbaar, maar zowel Frans en Maries konden nog herinneren dat er een gemetseld gewelf gestaan had.

Bij de restauratie van de houtbakoven moesten we eerst een vloer op hoogte aanbrengen waar de houtbakoven op “gemetseld” moest komen.

In de oude situatie was deze vloer ondersteund door een gemetseld gewelf, ook wel kelder genoemd, het draagvlak van de ovenvloer. Om de oorspronkelijke situatie te verkrijgen moest dit dus eerst opnieuw worden gemetseld. Deze en de volgende werkzaamheden zijn allemaal door onze ovenbouwers Wenseclaus Mertens en Hilbrand De Vuyst uitgevoerd.

Het gewelf wordt gemetseld door gebruik te maken van een mal bestaand uit diverse schenkels. De schenkels worden onderling verbonden met smalle latjes. Door smalle latjes te gebruiken kan de vorm voor het te metselen gewelf verkregen worden waarbij deze latjes een tijdelijke draagconstructie voor de stenen vormen.

De schenkels worden vervolgens horizontaal gesteld door middel van wiggen onder de mal te gebruiken.

Als de mal gesteld is wordt laag voor laag vanaf beide zijde van de mal naar het middelpunt gemetseld. De eerste steenlegging van de kelder van de uiteindelijke houtbakoven heeft Peter van Gurp gemetseld.

In dit restauratieproject waren de buitenmuren naast het gewelf nog intact wat voor de ovenbouwers een moeilijk en langdurig werk is om dit gewelf op te metselen. Ze moesten hierdoor tussen de schenkels gaan staan om dit werk te kunnen uitvoeren terwijl bij een nieuwbouw de zijmuren nadien gemetseld worden.

Het gewelf is uitgevoerd in kloostermoppen en met een kalkmortel gemetseld.

Kalkmortel is een mortel bestaand uit zand en gebluste kalk. Gebluste kalk heeft het voordeel dat de mortel een bepaalde elasticiteit blijft behouden. Het nadeel van een kalkmortel is de verhardingstijd Gebruik van kalkmortel (lees metselwerkzaamheden) werd vroeger daarom alleen buiten de wintermaanden gedaan (vorstvrij) en zoveel mogelijk in de droge perioden. Indien de bouw niet voor de winterperiode af was beschermde men de aan vorst onderhevige muren met zoden, stro of riet. In geval van bijvoorbeeld een gewelf werd turfmolm gebruikt ter bescherming.

Maximaal mocht er 1 tot 1.50 meter (afhankelijk van de voegdikte) gemetseld worden waarna de droogtijd van minimaal 4 dagen, afhankelijk van de gebruikte kalksoort en verhouding, in acht genomen diende te worden. Dit om drijven, inzakken door het gewicht en hol of bol gaan staan van de pas gemetselde muren, te voorkomen. Ook bij veel wind of verwachte regen na het metselen moesten de pas gemetseld muren met schermen of Egyptisch katoendoek (zeilen) worden afgedekt om dit drijven te voorkomen.

De kalkmortel wordt aangemaakt met water waarin roggemeel is opgelost. Roggemeel heeft de eigenschap dat de mortel makkelijker is te verwerken. Daarnaast krijgt de kalkmortel zo een extra eigenschap van een flexibele, in de restauratie ook wel zelfhelende eigenschappen genoemd, werking bij wisselende temperaturen en seizoenen.

Tussen de (bestaande) buitengevels van de kelder en de oven muur, voorzijde waarin ovendeurtje is aangebracht, wordt vervolgens op het gewelf een stabilisatiemortel aangebracht.

Deze mortel heeft 2 functies waaronder in eerste instantie het draagvlak voor de oven. De samenstelling bedraagt 5 delen zand met 1 deel gebluste kalk.

De tweede functie is de goede eigenschap voor het vasthouden van de warmte van de oven. In de stabilisatievloer worden trekstagen aangebracht die door de buitenmuren, waartussen de kelder gemetseld is, heen verankerd worden. Het totale gewicht aan steen, stabilisatiemortel het ovengewelf (plus leemmortel) en isolatiemortel is zo groot dat deze trekstangen nodig zijn om de zijmuren bij elkaar te houden.

Voor het pas gemetselde gewelf wordt eerst nog een muur gemetseld zodat de stabilisatievloer aan alle kanten omgeven is. In betreffende muur wordt een opening gehouden voor luchtcirculatie onder de vloer mogelijk te maken (vandaar de naam kelder).

Nadat deze stabilisatiemortel is aangebracht kan de ovenvloer aangebracht worden.

Over de gehele vloer worden vervolgens de tegels van de uiteindelijke oven gelegd. Vanuit het hart van het ovendeurtje worden de tegels vervolgens naar buiten toe gelegd. Dit uit het hart werken heeft alleen ten doel om voor de uiteindelijke gebruiker optisch een symmetrisch aanzicht te geven.

Deze vloertegels (vuurvast) worden in een leemmortel gelegd. Leemmortel is en blijft onder de wisselende temperaturen van de oven flexibel (uitzetten en inkrimpen zonder scheurvorming).

Op de tegelvloer komt de uiteindelijke houtoven. Om de tegelvloer te beschermen voor verschuiven of losraken wordt een werkvloer aangebracht die verwijderd wordt nadat het totale houtovengewelf af is. Deze bescherming is gedaan omdat mortel niet verhard was doordat de totale bouw van de houtbakoven in 2 weekenden uitgevoerd is.

Ook dit “metselwerk” wordt volledig met leemmortel uitgevoerd. Nadat er 4 of 5 lagen “gemetseld” zijn moet een mal aangebracht worden om het “metselwerk” te ondersteunen tijdens het voltooien van het gewelf.

Deze mal kan volledig uit zand bestaan, of opvulstukken die volledig door zand omringd worden. In dit geval worden zandzakken gebruikt die volledig omringd worden door gestabiliseerd zand.

Door de vorm van het gewelf zijn er veel conische stenen nodig. Zo krijg je aan de binnen- en buitenzijde van het gewelf dezelfde voegdikte.

De gebruikte stenen zijn allemaal uit recuperatie verkregen. Een 150 stenen is gebruikt uit de oorspronkelijke houtbakoven. Totaal bestaat alleen de houtbakoven zo uit ongeveer 850 stenen.

Recuperatie is hergebruik van bestaande bouwmaterialen, in dit geval schoongemaakte gebakken steen uit sloop van gebouwen waarbij met kalkmortel gemetseld werd. Het mooie woord duurzaam bouwen wat tegenwoordig graag gebruikt wordt bestaat dus al langer dan vandaag.

De laatste stenen worden nog extra vastgezet met wigvormige gekapte stenen.

Dan wordt het tijd voor een isolerende laag op de oven aan te brengen.

Deze isolerende laag bestaat uit gehakt stro en leemmortel.

Deze isolerende mortel wordt aangemaakt met paarden urine. Deze vloeistof zou. volgens archeologisch onderzoek, door de aanwezige samenstelling van zouten, ureum en de vorming van amoniak, de enige vloeistof zijn die voor dit werk geschikt zou zijn. De vloeistof voorkomt scheurvorming van de leemlaag wat met de grote temperatuursverschillen die de deze laag krijgt te verduren voorkomen kon worden.

Als deze laag er handmatig is opgedrukt en gestompt wordt die nog met de plakspaan mooi afgewerkt. Direct nadat dit is gebeurd moet zo snel mogelijk de mal uit de houtbakoven worden verwijderd. Dit moet zodat het gemetselde gewelf nog iets kan inklinken waardoor de draagkracht maximaal wordt. Ook het aanbrengen van de afwerklaag is geen makkelijk klusje. De gerestaureerde oven is 190 cm diep en al dat zand moet er uit gehaald worden en ook van het gewelf geschraapt worden.

Als laatste moeten alle voegen aan de binnenzijde van het gewelf van de houtbakoven volledig afgewerkt, gevoegd, worden met dezelfde leemmortel als waarmee de houtbakoven is “gemetseld”

(“gemetseld” komt u regelmatig tegen tussen aanhalingstekens, het betreft het bouwen van muren, gewelven e.d. met steen waarbij de mortel geen bindmiddel bevat. Leemmortel is een mortel waarbij de samenstelling: leem, zand en eventueel stro is. De verhoudingen zijn afhankelijk van het werk wat wordt uitgevoerd.)

Omdat zowel de hoogte in de oven als het ovendeurtje minimaal is begrijpt u met deze beelden vast wel dat lenigheid geboden is.

De natte isolatiemortel op het ovengewelf gaat bij droging minimaal inklinken (krimpen). Daarom hebben we 4 maal om de 2 a 3 dagen de aansluitingen met de zijmuren en het ovendeurtje na moeten bewerken tot er geen krimpscheuren meer optraden. Voor de bevordering van het drogen, van de totale houtbakoven, te bewerkstelligen hebben we in de houtbakoven dagelijks een broeilamp een aantal uren aan staan en zorgen ervoor dat dit vocht ook het gebouw uit kan, door goed te ventileren.

In afwachting van de droogtijd is de planning dat 15 juni 2014 voor het eerst gestookt en gebakken gaat worden.

De restauratie van beide gebouwen is dan zeker nog niet af.

Het Bakhuys bevindt zich op het terrein van

Camping & Chaletparc De Uitwijk

Adresgegevens

Dorpsweg 136
4655 AH De Heen

Contactgegevens

Tel: 0167-560000
info@de-uitwijk.nl